Wat zeg je als je een collega tegenkomt in de supermarkt of als iemand maar blíjft praten over zichzelf? Iris Posthouwer (46), coauteur van Smalltalk survival, geeft tips. ‘Smalltalk is sociale smeerolie.’
Do’s
- Een drankje halen, zeggen dat je een bekende ziet of naar de wc vluchten zijn prima manieren om een gesprek op een feestje af te ronden.
“Ik heb met alle drie weinig moeite, zolang je gaat doen wat je hebt aangekondigd. Het wc-excuus vind ik wel heel cliché. Er zijn zoveel leukere en minder krampachtige manieren om een gesprek te beëindigen. Zeg gewoon ontspannen: ‘Hé, ik ga weer even verder.’ Een vraag maakt het nog gelijkwaardiger: ‘Zullen we weer verdergaan?’ Je kunt er ook bij zeggen: ‘Jij hebt natuurlijk ook nog andere mensen te spreken,’ dan voelt de ander zich al helemaal belangrijk. Vind je het lastig om zoiets te zeggen, dan kun je ook voorstellen om samen een rondje te lopen. Dan kom je nieuwe gespreksonderwerpen en andere mensen tegen.”
- Je kunt het beste vroeg op een feestje aankomen als je smalltalk lastig vindt.
“Het is een beginnersfout om zo laat mogelijk binnen te komen, dan staan mensen al in groepjes met elkaar te praten. Als je vroeg komt, kun je zelf bepalen met wie je gaat praten. Je kunt bovendien nieuwkomers voorstellen aan mensen met wie je al een praatje hebt gemaakt. Wat een goede binnenkomer is? Een compliment is de koningin van de smalltalk. Zeg bijvoorbeeld: ‘Wat geweldig dat je zo je best hebt gedaan’ tegen iemand die zich heeft uitgedost. En stel een vervolgvraag, zoals: ‘Draag je altijd zulke wilde kleuren?’ Niet iedereen weet hoe ie een compliment moet incasseren en zo voorkom je dat er een ongemakkelijk gevoel blijft hangen.”
- Wie goed wil zijn in smalltalk, kan het beste thuis zijn onderwerpen alvast voorbereiden.
“Een paar onderwerpen in je achterzak hebben werkt fantastisch. Daarmee bedoel ik niet dat je vragen moet uitschrijven, maar dat je alvast iets in gedachten hebt om over te beginnen als het gesprek niet loopt. Weet je wie er op een feestje of netwerkborrel komen, dan kun je uitzoeken wat die mensen doen of, als je ze al eerder hebt gesproken, waar dat over ging. Dan krijg je leukere gesprekken. En als je weet dat iemand komt die erg ziek is of net een dierbare heeft verloren, kun je thuis alvast nadenken over een openingsvraag. Dat kan simpel zijn: ‘Mag ik vragen naar je ziekte of wil je het liever luchtig houden?’ Als je je huiswerk doet, communiceer je relaxter.”
- Ook als je agenda ramvol zit, is het zinvol om tijd te maken voor smalltalk.
“Absoluut. In het boek vertelt terrorismedeskundige Beatrice de Graaf daarover. Ze is vaak zo druk en in haar werk verdiept dat ze geen tijd heeft voor smalltalk, maar op aanraden van een collega maakt ze die nu toch. Smalltalk is sociale smeerolie – iemand aantikken, zeggen dat ie er goed uitziet of aandachtig drie zinnen uitwisselen met iemand is al genoeg om je werk soepeler te laten verlopen. Als je even contact hebt gemaakt, kun je daarna makkelijker om een gunst vragen, bijvoorbeeld.”
- Door te onderbreken en provoceren houd je de regie over het gesprek.
“Ja, al moet je wel liefdevol provoceren. Als je gesprekspartner maar blijft doorpraten, kun je best zeggen: ‘Wanneer is het tijd voor een wedervraag?’ Doe dat alleen als je je irritatie kunt verbergen, anders wordt het schamperend. Met iemand onderbreken is niks mis. Uit beleefdheid doen mensen het vaak niet, maar je hoeft de rit niet uit te zitten. Je kunt iemand met een glimlach onderbreken door iets over jezelf te vertellen: ‘Hé, dat doet me denken aan…’ Mensen vinden dat vaak niet eens erg. Ze kunnen zo opgaan in hun verhaal dat ze niet doorhebben dat de ander ook wat wil zeggen. Gespreksnarcisme heet dat. Dat klinkt als een pathologische afwijking, maar ik denk dat iedereen zichzelf daar soms in herkent.”